Nederland begint met het opsporen van overgangen in de geschiedenis van antropologische theorieën over sociaal gedrag en verwantschap, waarbij hij nota neemt van het variërende belang waarmee 'bloedbanden' zijn begrepen als een noodzakelijk element van menselijke verwantschap en sociale relaties. Hij suggereert dat, hoewel het groeiende etnografische bewijs heeft geleid tot een stap verwijderd van het begrip 'bloedverwantschap' in de afgelopen decennia, veel sociaal-culturele antropologen nog steeds vragen stellen over het verband tussen verwantschap en bloed, voortplanting of andere ogenschijnlijk biologische functies. Ondertussen zijn veel biologen, biologische antropologen en evolutionair psychologen blijven volhouden in het beschouwen van menselijke verwantschap en coöperatief gedrag als noodzakelijk geassocieerd met genetische relaties en 'bloedbanden'. De huidige situatie is gekarakteriseerd als "een botsing tussen incommensurate paradigma's, waarbij ze kunnen vasthouden aan volledig onverenigbare ideeën over de menselijke natuur." Holland betoogt dat een duidelijke oplossing voor deze vragen nog steeds openstaat en daarom van waarde zou zijn. Ter afsluiting van de inleiding schrijft Holland; "De aanpak is niet reductief, maar de claim is eerder dat een grondig onderzoek van de 'biologische feiten' vooral nuttig kan zijn, hoewel een verandering van focus mogelijk is ... weg van verwarring over de plaats van genealogie in sociale relaties, en op een geherformuleerd baseline, gebouwd rond gevarieerde procesmatige aspecten van sociale binding. " [Verwantschap][Etnografie][Biologische antropologie] |