Veel aspecten van de syntaxis van het Grieks zijn constant gebleven: werkwoorden komen alleen overeen met hun onderwerp, het gebruik van de overlevende gevallen is grotendeels intact (nominatief voor onderwerpen en predicaten, accusatief voor objecten van de meeste werkwoorden en veel voorzetsels, genitief voor bezitters), artikelen voorafgaan aan zelfstandige naamwoorden, adposities zijn grotendeels prepositioneel, relatieve clausules volgen het zelfstandig naamwoord dat zij wijzigen en relatieve voornaamwoorden zijn clausule-initiaal. De morfologische veranderingen hebben echter ook hun tegenhangers in de syntaxis en er zijn ook significante verschillen tussen de syntaxis van de oude en die van de moderne vorm van de taal. Het oude Grieks maakte veel gebruik van participatieve constructies en constructies waarbij de infinitief betrokken was, en de moderne variant mist de infinitief volledig (in plaats daarvan heeft hij een hele reeks nieuwe periphrastic constructies) en gebruikt deelwoorden restrictiever. Het verlies van de datief leidde tot een opkomst van prepositionele indirecte objecten (en het gebruik van de genitiviteit om deze ook direct te markeren). Het oude Grieks was meestal werkwoord-definitief, maar de neutrale woordvolgorde in de moderne taal is VSO of SVO. [Syntaxis] |